Het leek eeuwen geleden dat ik me ingeregen had in mijn goudleren corset. Liefdevol legde ik het weer tussen het vloeipapier terug in de lade. Voorbij, voorbij die nachten dat ik zonder BH met een extra onderbroek, een tandenborstel en 25 gulden voor een taxi het nachtleven introk.

Een stel aardige dames had mij uitgenodigd voor een Lesbique Party in Club Church. En zoals altijd is daar dan de hamvraag: ‘Wat doe ik aan?’  Voor een avondje uit, van 10 tot drie uur ‘s nachts? Nachtclubwerk. Naakt onder het leer? Das war einmal, das gibt’s nich mehr! Eerder verwelkt onder het kant, Fanée sous mes dentelles, zoals de Franse chansonnière Barbara zingt. Een pauwblauwe doorzichtige kimono over een lila velours topje met spaghettibandjes en een zwarte voile sjaal met glitterbloesem, als cache misère voor een 70 plus decolleté, moesten mij over de drempel helpen.

 

Mijn fiets bleek een lekke achterband te hebben, dus het werd de metro. ‘Goedenavond, dame, heren ook’, riep ik vriendelijk naar het welkomstcomité bij de ingang van Club Church in Kerkstraat 52. Een klerenkast, zijn maat en een beeldige bebaarde drag queen riepen in koor ‘prettige avond’ terug. De entree deed denken aan een ouderwetse, tikje louche bar. Links achter een roodfluwelen gordijn de cassière en de garderobière en rechts een klein alkoofje waar men zich kon optutten. Ik strikte een zwarte voile om die mijn gehele gezicht moest bedekken en trok behoedzaam de lange zwart kanten handschoenen aan. Een laatste blik in de spiegel en voilà! Bij de entrée wachtten twee herennimfen in billentikkers van gouden kralen mij op. ‘Wil mevrouw een Pussy Juice?’ Ja, dat lustte mevrouw wel en ze mocht het delicaat opslurpen uit een oesterschelp. Dat was me toch een kickstart!       

De ruimte bood weinig kerkelijks, afgezien van de donderende stem der muziek -beslist geen orgel - die over de aanwezigen werd uitgestort. En een balzaal kon het qua afmeting nou ook niet echt genoemd worden. Het oogde sfeervol en knus met klassieke kroonluchters, flonkerende bar en een klein podium. Ik klom een trap op en keek vanaf een ijzeren gaanderij neer op het publiek. Vogels van allerlei pluimage van sportief/chique tot en met flamboyant/onconventioneel in alle gradaties van habillé tot deshabillé waren aanwezig. Zwembroekjes, chique rokjes en gazen truitjes, glimmend strakke pantalons en eerlijke spijkerbroeken, hansopjes, strakke hemdjurkjes, discoglitter en zwart leer dwarrelden onbekommerd door elkaar heen. En tot mijn grote vreugde bespeurde ik iemand met een masker van Doctor Death, een sinistere verschijning met een vogelsnavel. Iemand zoals ik die van verkleden houdt kon haar hart ophalen.   

Ik ging weer naar beneden. Het was inmiddels aardig volgelopen met publiek, dat uitgebreid gebruik maakte van het verkleedkamertje bij de entree. Ik merkte nu ook dat er nissen waren aan de zijkant met doorzichtige plastic strips, waarin mensen loungden, om dit eigentijdse Engelse woord te gebruiken.          

Mijn voile-omfloerste blik onderscheidde weinig onthullends. Ik moet nu één ding bekennen. Ik was nog nooit in een darkroom geweest. Toen ik mijn licht opstak bij ervaringsdeskundigen kreeg ik te horen dat een darkroom meestal in duister gehuld was en dat mijn voile naar beide zijden discretie bood. Ik vroeg mij af waar de darkroom zich bevond. Bordjes kwam ik niet tegen. Ik besloot de trap af te dalen. Waar kwam ik terecht? Zeer voor de hand liggend: bij de WC!      

Dat was een tegenvaller. Ik tuurde om mij heen en aan het einde van een gang gloorde een felgroen kruis. Was het een sein? Ik liep ernaartoe maar hield bijna gelijk weer in. Op de grond lag iemand. Ik onderscheidde twee benen in spagaatligging: het bovenlijf lag hoofd voorover op de grond. Heel omzichtig keek ik of er misschien nog iemand onder lag, maar men lag in eenzame glorie. ‘Vast aan het ontspannen of mediteren voor een toekomstige act’, dacht ik en sloop weg.
  

Boven was het druk geworden en inmiddels was het aardige stel dat mij uitgenodigd had ook gearriveerd. De een sportief, de ander met mooie glitter make-up. Ik begroette ze en zei dat ik vast wel een van de drie oudsten was onder het publiek. De langste boog zich over me heen en riep in mijn oor dat ik nog een guppie of een puppie was. Het gedruis oversteeg ieder stemgeluid. In ieder geval was ik pas komen kijken, wat klopte. De dansvloer op dan maar! Men bewoog, danste en sprong. Ballonnen werden losgelaten en stuiterden van danser naar danser. Een vrouw sprak mij aan en vroeg of ik iets eten wilde. Beleefd zei ik: ‘Nee, dank je wel.’ ‘Dat dacht ik wel’, zei ze en liep weg, mij puzzelend achterlatend over wat ze nu echt had gezegd. Daten?? Weten zal ik het nooit.   

Ik besloot dat het welletjes was en bovendien wilde ik de metro nog halen. Dus een eventuele act door de figuur uit de kelder zou ik moeten missen. Ik haalde mijn spullen op bij de garderobière, zei de portier gedag en liep de buitenlucht in. Daar stond een hele rij klaar om binnen gelaten te worden.

Tevreden over de avond en over mijzelf liep ik nog steeds gevoileerd naar de halte van de metro. Als ik Club Church in de toekomst weer bezoek, zijn daar drie voorwaarden aan verbonden. Als eerste een functionerende fiets, zodat ik de tijd aan mezelf heb; ten tweede partyplugs en ten derde onlosmakelijk met het tweede verbonden, een leitje, zo’n ouderwets geval van plastic waarbij je met het wegschuiven van de bovenkant de tekst kunt laten verdwijnen.

In dat geval, en alleen in dat geval, ben ik bereid tot het doorfeesten in de kleine uren van de nacht. Totdat de zon opgaat of tot Bam, zoals het zo mooi in het Surinaams heet.