Een historicus ben ik niet, dus schrijf ik als een columnist over ‘75 jaar vrijheid voor onze roze community vanuit homoperspectief’. Vooral het woord ‘homoperspectief’ maakt mijn kijk op 75 jaar vrijheid niet eenduidig. Hoe zie ik die 75 jaar vrijheid, als hedendaagse Amsterdamse homo? Ik denk aan vrijheid van wie, van wat, waar, wanneer en hoe?

De ‘homobevrijding’ is voor mij diffuus.
Aan de ene kant denk ik aan – vooral Duitse – homo’s die opgepakt en in concentratiekampen geplaatst werden; ze behoorden tot de laagsten binnen de hele hiërarchie van concentratiekampgevangenen, ze waren m.a.w. het ‘uitschot’ van het concentratiekamp. Het toneelstuk ‘Bent’ en het boek ‘De mannen met de roze driehoeken’ vertellen hun verhalen. Dit jaar vieren we als roze gemeenschap hun bevrijding uit het concentratiekamp. Maar daarna waren hun problemen nog niet opgelost: erkenning en vergoedingen bleven lang uit.

Aan de andere kant denk ik aan Nederlandse homo’s; zij werden niet opgepakt, er was in Nederland geen systematische vervolging. Na de Tweede Wereldoorlog werden zij wel gediscrimineerd – vooral in de jaren ’50 – en onmenselijk behandeld als ze in therapie gingen (denk aan chemische castratie). Een duidelijk, maar Engels, voorbeeld is Alan Turing, bekend van de film ‘Imitation Game’. Eindelijk krijgt hij nogmaals eerherstel: in 2021 zal zijn portret op een 50 pond biljet staan.

Wat gaf de internationale homogemeenschap dan verder ‘vrijheid’? Dan denk ik aan 1970: de eerste Gay Pride in New York en aan 1971: de afschaffing van artikel 248-bis in Nederland. Als ik terugreken is die bevrijding dus nog maar 50 jaar oud.